Het
Parool van 21-06-2003
Een betoverende mix van Ethiopisch en Europees: Jump to Addis.
IN EEN voormalige paardentramremise aan de rand van het Vondelpark kijkt een
schuchter, maar geïntrigeerd publiek de kat uit de boom. Op het podium worden
westerse (bas, gitaar, drums, saxofoon) en Ethiopische instrumenten (krar:
pentatonische harp, masenqo: een-snarige viool en zang) bespeeld. Jump to Addis
toont een grappig contrast tussen de vrijetijdsoutfit van de westerlingen
(jeans, T-shirt) en de prachtige kleding van de Ethiopiërs (gewaden van wit,
zwaar katoen). Dat is dan ook het enige verschil, want de wijze waarop de
Europeanen zich de swingende Ethiopische muziek eigen hebben gemaakt, is
bewonderenswaardig. Jump to Addis klinkt als een goed geolied Ethiopisch
dansorkest. Met behulp van de spectaculaire ëskësta (schokschouderdans) lokken
de zangeres en twee zangers al snel het publiek de dansvloer op. De drummer
laat de bekkens tegelijkertijd subtiel en opruiend rinkelruisen, terwijl de
saxofonist en de bassist met achteloos gemak laten horen hoezeer zij inmiddels
thuis zijn in de voor 'westers' oren onwennige Ethiopische grooves. Ineens
leeft het publiek zich volledig uit, en dat wordt door de band direct opgepikt.
Wederzijds versterken toeschouwers en muzikanten elkaar tot een memorabele
concertavond, waarop je steeds euforisch loopt te bedenken wie van je
vriendenkring dit ook zo goed zou hebben gevonden.
Associaties als
hongersnood en oorlog blijven Ethiopië aankleven, terwijl het één van de meest
trotse en eigenzinnige culturen van Afrika is. De Ethiopische muziek, zowel
populair als traditioneel, is met bijna niets te vergelijken. Zeker niet de
muziek uit de gouden era 1969-1975, toen muzikanten in de bruisende nachtclubs
van Addis Abeba jazz, soul en funk met Ethiopische ritmes en zanglijnen gingen
combineren, levert verwarring op wanneer je de invloeden tracht te traceren.
Die jaren staan te boek als een onweerstaanbare muzikale bloeitijd, totdat de
dictator Mengistu in 1975 deze creatieve explosie smoorde in politieke en
sociale repressie. Saxofonist Olaf Boelsen en bassist Jasper de Beer (tevens
bassist bij de Amsterdam Klezmer Band) verklaren zich nader. Boelsen: 'Na jazz
en niet-westerse muziek op het conservatorium te hebben gestudeerd, raakte ik
op reis in Ethiopië betoverd. Vooral door de fenomenale zangers die ik daar
hoorde. Wat betreft dynamiek, versiering en frasering ging het om een unieke
combinatie tussen west en oost; tussen Arabisch en Afrikaans.' De Beer vult
aan: 'Hun ritmes zijn vaak gebaseerd op de frasering van de zang. Dat levert
tijdens repetities wel verwarring op, zeker ook omdat ze niet aftellen. Ze
beginnen gewoon. Wat me zeer bevalt: het is veel meer een groepsgebeuren,
muzikanten zitten allemaal in dezelfde flow. Die delen ze zelfs samen met het
publiek.' Menigeen die met Ethiopische muziek in aanraking kwam, heeft er een
verslaving voor het leven bij. Sinds een aantal jaren is er de door de Franse
fanaticus Francis Falceto met wetenschappelijke precisie samengestelde reeks cd
Éthiopiques. De reeks is een duizelingwekkende Fundgrube,
gevuld met intense grooves en aangrijpende vocalen van zangers waarbij menige
soul-zanger van faam verbleekt. Aan Jump to Addis de eer om als deel 15 in deze
bij liefhebbers zeer gewaardeerde serie te verschijnen. Boelsen: 'Toevallig
logeerden wij ooit in hetzelfde hotel als Falceto, zo leerden we elkaar kennen.
De cd werd met een achtsporenrecorder opgenomen in een Ethiopische nachtclub.
We hadden de luxe om met twaalf zangers te kunnen werken, waardoor we voor elk
nummer de beste konden kiezen. De locatie leverde wel problemen op: herrie door
regen op het dak, spullen die we steeds moesten verhuizen vanwege het publiek
dat 's avonds moest kunnen dansen en de noodgedwongen illegale stroomaftap die
een keer werd ontdekt.'
Als één van de
laatste nummers speelt de groep Bèlomi bènna, een cover van Mahmoud
Ahmed, de enige in het westen bekende Ethiopische zanger. Een knapperige groove
van de bassist, stevig doorswingende ritmes op de bekkens, kraakheldere saxlijnen
die naadloos aan de ongelijksoortige ritmes zijn opgehangen en een zanger die
er eer in schept om ook de laatste roerloze figuur in de zaal wakker te zingen.
Even is het net alsof Ahmed met zijn orkest zélf de paardentramremise heeft
overgenomen.